`Mijn bankje`

`De grootste kracht schuilt in de kleinste wending,` hoor ik de man naast me zeggen. Vijf minuten geleden ben ik naast hem naast hem gaan zitten op mijn favoriete bankje met uitzicht over het Buiten-IJ. Het is zondag en de zon heeft er zin in vandaag. Veel Amsterdammers hebben fietsend de binnenstad verlaten om op zoek te gaan naar de weidsheid en kracht van het water.
`De grootste kracht schuilt…`
Halverwege zijn zin stopt hij en kijkt mijn kant op.
`Neem me niet kwalijk, ik stoor toch niet?`

Lopende vanaf de brug had ik gezien dat er drie mensen op `mijn bankje` zaten. Even werd ik geconfronteerd met een gevoel van irritatie, het is `mijn bankje` hij stelt mij nooit teleur, is altijd onbezet en nu…
Ik besluit te wachten en ga zitten op een stenen plateau. Na een paar minuten komt er beweging in het groepje en ik loop alvast die kant op.
`Jullie gaan?` vraag ik.
`Ja,` zeggen de man en vrouw in koor.
De derde persoon, een man, gaat weer zitten, buigt zich voorover om uit zijn tas een blikje biet te pakken, op de grond liggen twee in elkaar gedeukte bierblikjes. Ik ga aan de andere kant zitten.

Net als ik wil zeggen dat hij inderdaad stoort zegt hij:
`Ik lees het daar,` hij wijst naar het blad wat ik in mijn handen heb, het is een magazine over schrijven.
`Ja,` is mijn antwoord.
`Een kleine wending…waar schuilt nu een grote kracht in en heeft een kleine wending als gevolg, laten we is kijken naar de geschiedenis of de…het is…`
Zijn zinnen wiebelen, alsof ze elk moment uit de bocht kunnen vliegen.
Ik onderbreek hem.
`Daar heeft dit artikel niets mee te maken.`
Hij neemt nog een slok bier.
`Dat dacht ik al.`
Hij zwijgt.
Ik zucht en lees verder: Probeer zoveel mogelijk herhalingen te voorkomen, woordgrapjes zijn verboden.
Naast me hoor ik opnieuw zijn stem.
`De grootste kracht schuilt in de kleine wending, maar even als grap, als we het is omdraaien wat als de grootste wending de kleinste kracht in zich heeft, dan zou je kunnen zeggen…`
`Weet je wat ik hier lees?`
`Nou?`
`Dat het verboden is om dingen te herhalen en dat woordgrapjes uit den boze zijn.`
`Meid, toch?`
Hij neemt een slok, knijpt met één hand het lege blikje fijn en pakt uit zijn tas een nieuw blikje die hij met één klink opent en aan zijn mond zet.
`Het is toch wat,` hoor ik hem mopperen.
Het gaat me niet lukken om rustig te lezen en ik besluit op te stappen.
`Ik wens je nog een zonnige dag,` zeg ik terwijl ik opsta.
`Volg je hart dan kun je niet verdwalen.`
Ik kijk hem voor het eerst aan, de kleur van zijn ogen zijn bruin, het is een intense blik die door me heen lijkt te kijken. Hij geeft me een knipoog.

Terug wandelend naar Zeeburgereiland over de dijk, langs de Oranjesluizen, denk ik aan de man op `mijn bankje`, en aan de wijze woorden die hij zei: volg je hart dan kun je niet verdwalen.
Waarom ben ik opgestaan en weggegaan? Omdat ik wilde lezen en hij stoorde, omdat hij op `mijn bankje` zat en omdat hij naar mijn idee een biertje te veel op had. Wat als ik was blijven zitten en met hem gefilosofeerd had over de grootste kracht met de snelste wending. Wat voor een verhaal had ik dan geschreven, plotseling vind ik het jammer dat ik dit nooit zal weten.

Ik loop Zeeburgereiland op, aan de overkant staat, `mijn bankje` er verlaten bij. De man is vertrokken.

3 reacties

  1. Mooi….
    De grootste kracht schuilt in de kleinste wending. De wending in het verhaal is het moment dat jij deze man aankijkt en de kleur van zijn ogen ziet en zijn intense blik. Het is ook een letterlijke wending. Je wendt je naar hem toe. Een kort ogenblik. Weet niet zo goed wat ik hiermee wil zeggen, maar het viel me op. Het is een keerpunt.

Laat een antwoord achter aan Lilian Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *